Mijn favoriete stripfiguur is Guust Flater door André Franquin, verschenen in 1957 en tot de dag van vandaag heruitgegeven.
Guust was postsorteerder op de redactie van uitgeverij Dupuis, waar hij de boel flink op stelten zette met zijn grenzeloze fascinatie voor de toegepaste bèta-wetenschappen. Alles wat Guust aanraakte zorgde op zijn minst voor een fikse rekening van de echte professionals en vaak voor een ritje naar de eerste hulp van hemzelf of zijn collega’s. Guust was impulsief, roekeloos, onverschillig, zonder kennis van zaken, en heel af en toe briljant. Oké, hij was ook een groot dierenvriend en bedoelde het nooit kwaad.. Mechanica en elektronica boeide hem het meest, maar hij draaide zijn hand ook niet om voor een zeep die zich als het bloed van de Alien door zes verdiepingen heen vrat.
Elke werkdag bij Dupuis is een Groundhog Day, want zelfs de meest begripvolle chef zou Guust op staande voet ontslagen hebben om zijn stunts. Dus leert Guust niet van zijn fouten en blijft hij dertig jaar lang een twintiger. Hij is de ultieme prutser. Aan software wijdt hij zich bij mijn weten maar één keer, want we zitten nog in het pré-Commodore 64 tijdperk. Ik kan me er wel iets bij voorstellen.
Niks is uitnodigender dan coderen als Guust, maar dat doen wij software professionals natuurlijk nooit…
Op je eigen machine kun je ongestraft prutsen, zonder gevaar voor lijf en leden, met duct tape, zonder kennis van of zorg voor performance, beveiliging, stabiliteit. Ongedocumenteerd, slordig en lekker je middelvinger opstekend tegen al die irritante bureaucratische ISO normen voor onderhoudbaarheid. Want het werkt toch?
Niet veel van mijn code uit 1999-2001 heeft het overleefd, toen ik begon te programmeren voor geld. Jammer, wat het zou een ontnuchterende ervaring zijn om de touch van Guust erin toe te moeten geven. Ter verdediging kan ik hooguit aanvoeren dat de jonge honden van toen toch anders dachten over kwaliteit. Ik wil niet beweren dat alle jongere programmeurs beginnen als Guust, maar in mezelf herken ik het wel. De hackers-mentaliteit wordt met de jaren verdrongen door het idee dat “if a job’s worth doing it’s worth doing well”. Guust zal dat een zorg zijn. Hij heeft passie, maar wel die van een wispelturig kind. Zijn doorzettingsvermogen is een etmaal zonder slaap en dan is hij het zat. Maar goede software bouwen is een inspanning van de lange adem. Vijftien jaar geleden schreef Joel Spolsky al dat het tien jaar duurt.
Creatief, netjes en vasthoudend: lang niet iedereen heeft die mindset. Creatieve, slordige mensen hebben briljante ideeën maar werken ze belabberd uit. Als je ze pas een computer laat aanraken totdat ze netter werken gooien ze waarschijnlijk de handdoek in de ring en gooi jij het kind met het badwater weg. We moeten de Guust in onszelf en in het team kort houden maar ook koesteren, want tomeloos en roekeloos enthousiasme is wat de wetenschap en de mensheid vooruit heeft gebruikt. Louis Pasteur nam enorme persoonlijke risico’s in zijn experimenten met hondsdolle honden. Zodat de wereld nu een effectief vaccin heeft tegen die gruwelijke ziekte.
Gefascineerd zijn door gereedschap, ook al weet je nog niet of je dat gereedschap kunt gebruiken voor iets nuttigs: dat moet je motivatie zijn om een carrière in de software te maken. Geen koele afweging van kosten en baten, want met die instelling ging ik ooit economie studeren. Acht maanden later zat ik weer thuis.