Cobra Kai, Beethoven en complexiteit

Cobra Kai is een Netflix serie met de cast van de Karate Kid films uit mijn tienertijd. Ralph Macchio (60) is indrukwekkend goed gepreserveerd als de originele karate kid Danny LaRusso en treedt nu in de voetsporen van wijlen Mr. Miyagi.  Met zijn rivaal van weleer Johny Lawrence traint hij nu een politiek correcte mix van fotogenieke jongens en meiden. De streaminggigant weet goed waar elk demografisch cohort van smult, dus ik blijf ook voor het vierde seizoen van deze schaamteloze nostalgietrip een willoze prooi.

Maar ik schaam me niet voor deze guilty pleasure, want ooit trainde ik drie jaar lang intensief bij de karatevereniging van de universiteit in Nijmegen in de Shotokan stijl. Verder dan de groene band kwam ik niet. Karate is een van de vele hobby’s die ik aan de wilgen heb gehangen, maar ik mag er nog steeds graag naar kijken. In Rotterdam heb ik nog een korte doorstart geprobeerd, maar na een gekneusde wijsvinger hield ik het daar ook voor gezien. Voor het sierlijke aikido was ik niet lenig genoeg en voor karate heb ik gewoon niet genoeg fysiek incasseringsvermogen. Noem me een watje, maar elke week vrijwillig blauwe plekken halen vind ik geen leuke hobby.

Kans op blessures heb je trouwens vooral tijdens het vrij sparren, het Jiyu kumite. Dat is doorgaans het toetje van de training. Driekwart van de tijd perfectioneer je je technieken, soms met een partner, maar meestal solo. En dat gaat heel gedisciplineerd. Het is luisteren naar de leraar, die je aan hoort te spreken als sensei. Je hebt ook vaste sequensen waar alle aanvals- en verdedigingstechnieken bij elkaar komen, als een choreografie van een gesimuleerd gevecht. Deze zogenoemde kata’s klimmen snel op in moeilijkheidsgraad. Heian Shodan is de eerste die je leert.

Na de beginnerscursus en veel spierpijn zitten de basistechnieken in je hoofd en mag je meedoen met de gezamenlijke training. Ik vond het bijzonder dat daar alle niveaus bij elkaar trainden. Waarom zouden de zwartebanders die beginnerskata willen oefenen? Die kennen ze toch allang? Maar in je hoofd betekent nog niet in je vezels. Het gaat om herhaling, herhaling, en nog meer herhaling. Ook beroemde violisten doen dagelijks hun toonladders.

Simpel en gemakkelijk zijn niet hetzelfde, behalve misschien bij een magnetronmaaltijd opwarmen. De basistechnieken van karate zijn net als de spelregels van Go simpel in de zin dat ze geen boekwerk beslaan. Maar het kost jaren van intensieve training voor ze tweede natuur zijn geworden. Het is simpel, maar wel moeilijk. Waar perfectie in de details zit is de ruimte voor meesterschap grenzeloos, ook als je je hele leven maar zou besteden aan één kata. Voor magnetronopwarmers hebben we geen kampioenschappen.

Of neem muziek. Legendarisch lastige stukken van Chopin, Rachmaninov of Liszt hebben een boel nootjes, maar intellectueel gezien is het geen snaartheorie. Ook een beginner snapt welke toetsen je met welke vingers in welke volgorde moet indrukken. Maar ja, doe het maar eens na. Je kunt de bladmuziek scannen en door een digitale piano laten naspelen op onmenselijke snelheid. Maar dat klinkt net zo zielloos als de sonnetten van Shakespeare door de voorleesfunctie van mijn laptop. 

We gebruiken complex en gecompliceerd als synoniemen voor alles wat lastig is, maar dat is niet juist. De mens bedenkt en bouwt gecompliceerde systemen (complicated in het Engels), waarvan hardware en software de ultieme voorbeelden zijn. Als je de onderdeeltjes en hun samenwerking snapt gedraagt het systeem zich volledig voorspelbaar. Dat we desondanks zoveel softwarerampen over onszelf afroepen komt door gebrekkig ontwerp en uitvoering, niet door kwaadwillende bytes. Alles wat de natuur daarentegen voortbrengt, van DNA tot het klimaat, is complex: je kunt het systeem niet doorgronden door enkel in te zoomen op de onderdelen. Het geheel is altijd groter dan de som der delen. Muziek is, als product van onze complexe hersenen, daarmee ook complex.

Tijdens de lockdown zit ik weer dagelijks te schaven aan een paar sonates van Beethoven en Mozart. Elke dag gaat het een klein beetje beter, soms een paar weken niks, en nooit zal ik ook maar in de buurt komen van hoe de groten der aarde het spelen. Eigenlijk is zo’n stuk ook een kata, een middel om je instrument beter te leren beheersen, maar geen doel om af te vinken. Je krijgt het stuk nooit helemaal onder de knie omdat het nooit af kán zijn.

En tenminste zonder blauwe plekken.