De afgehaakten van Nederland

Electoraal geograaf Josse de Voogd sprak in de Volkskrant van 2 juni over zijn Atlas van afgehaakt Nederland. Een boeiend artikel. De ‘afgehaakten’ van Nederland staan laag op de ladder van maatschappelijk succes staan en verwachten niet hogerop te klimmen. Om uiteenlopende redenen staan zij aan de verkeerde kant van de kloof die de buitenstaanders van de gevestigden scheidt. Dit derde deel van het electoraat stemt op buitenstaanderpartijen, of helemaal niet. Het leven lacht ze niet toe en ze kijken met een sombere blik naar de toekomst van Nederland. 

In de matrix van het Centraal en Cultureel Planbureau zie je in één oogopslag hoe belabberd de meritocratie werkt. Wie wind mee heeft vindt vaak dat het met de rest van het land ook wel jofel gaat; wie het niet treft, trekt dat kennelijk ook door naar het algemene. Eigenlijk zou je de vraag helemaal niet moeten stellen. “Hoe vindt u dat het met Nederland gaat?” Subjectiever kan het immers niet. Voor een gefundeerde uitspraak over wat de mensen buiten je bubbel denken zou je je eerst door tien jaargangen van CBS verslagen heen moeten worstelen. Dat doet niemand. Interessanter is wel de vraag hoe die tegenstelling in opvatting ontstaat. Zijn degenen die hoger op de ladder staan altijd optimistisch en de pechvogels altijd pessimistisch? Ik denk het niet. Een luxeleven went, een kloteleven nooit. Daar komt het bot gezegd op neer.

(c) uit de Volkskrant, 2 juli 2022

Wie het voor de wind gaat vindt meestal dat dit een onwijs gaaf land is. Niet iedereen is overtuigd dat ze dat geluk aan zichzelf te danken hebben, maar velen wel. Meritocratie is een fijne staatsinrichting voor de mazzelaars, belichaamd in de grijns van onze premier Mark Rutte. Met mij gaat het goed, en jij kunt het ook. Anders doe je misschien toch niet goed genoeg je best. De loterij van genetica en afkomst wordt voor het gemakt gebagatelliseerd.

Wie daarentegen het leven al begint op achterstand, of later flinke klappen krijgt, ervaart hoe fictief die meritocratie in feite is. Die vindt Nederland eerder een kloteland. Die ziet oneerlijkheid in de voorspoed van anderen, omdat het ook oneerlijk is. Zolang die ongelijkheid niet is weggenomen en iedereen eerlijk in de voorspoed kan delen kan het onmogelijk goed gaan met Nederland.

De geluksvogels kijken liever weg van de onvermijdelijke broosheid van hun gezegend leventje, want dat is maar eng. Van piekeren over de toestand in de wereld gaat je eigen hachje er ook niet mooier uitzien. Voorspoed en gezondheid hangen aan een zijden draadje. Volgend jaar kun je kanker hebben, of morgen van de maatschappelijke ladder afgekukeld zijn. Denk aan Diederik Stapel en Harvey Weinstein. Dat zou veel verklaren. Hoog op de ladder kun je maar beter niet teveel naar beneden kijken.

Wie minder bedeeld is kan zich daarentegen prima voorstellen hoe een beter leven eruitziet. Dat krijg je op elk billboard ingewreven door de miljardenindustrie van de reclame, die ons al ons hele leven leert naar boven te kijken. De afgunstmachine van het kapitalisme verkoopt ons de valse boodschap van meer is beter, en we trappen er met open ogen in. Meer en duurdere spullen, steeds vaker en verder op vakantie. Des te wranger als je het niet kunt kopen maar wel denkt dat je het nodig hebt.

Maar luxe en comfort heeft sterk afnemende meeropbrengsten. Het verschil tussen duizend of drieduizend euro besteedbaar inkomen in de maand is het verschil tussen sappelen en comfort. Van drieduizend naar negenduizend maakt al veel minder uit, terwijl het in absolute zin toch om drie keer zoveel geld gaat (2000 extra versus 6000 extra). En voor wie zich een privéjet kan veroorloven is de koopkracht van het geld voor spullen al lang een abstractie. Geld werkt als slaappillen. Hoe langer je ze gebruikt, hoe minder effectief ze zijn en hoe meer je ervan nodig hebt.

Soms mag je even gratis proeven aan wat voor de rijken normaal is. Zo reisde ik ooit dankzij een gelukkige stoelendans KLM-business class van Beijing naar Amsterdam. Dat waren een heel gerieflijke negen uur. Ik kan me goed voorstellen hoe het voelt om altijd zo te vliegen: doodnormaal. Na drie keer vind je het de gewoonste zaak van de wereld en krijgen ze je met geen stok terug bij het gepeupel. De businessclass reiziger kijkt met afgunst naar de CEO’s in First Class, en die verbijten zich weer omdat ze niet elke keer privé kunnen vliegen. De Hedonic Treadmill heet dat. Een steeds hogere mate van comfort wordt de norm, ook onderaan de markt. Mijn Citroen C1 had in 2008 al ABS, airco, stuurbekrachtiging en elektrische ramen, iets wat je twintig jaar eerder alleen in het luxe segment zag. Hoe hebben we ooit zonder gekund?

De analogie van materieel welzijn met geestelijke en fysieke gezondheid is treffend. Beide merk je namelijk pas als je ze niet meer hebt. Gezondheid is de afwezigheid van overlast. Je lichaam hoor je niet op te merken. Net als reizen in de eerste klas niet zozeer luxe geeft, maar ongemak wegneemt. Je zit niet vastgeklemd in je stoel door een zwaarlijvige buurman, je ruikt zijn zweet niet en hoort het gejengel van zijn baby niet.

De invloed van een chronische ziekte op je dagelijkse leven kun je daarentegen lastig negeren. De Voogd, lijdend aan vermoeidheidssyndroom, is ervaringsdeskundige. Hij ergert zich aan het automatisme waarin men aanneemt dat hem vanuit zijn wit, mannelijk privilege alles maar komt aanwaaien, terwijl zijn ziekte ook een immense barrière opwerpt.

Maar met zijn broze gezondheid staat hij tenminste hoog op de sociaaleconomische ladder. Het oneerlijkst in dit hele verhaal is dat arme mensen ook nog stukken ongezonder zijn. Ze doen vaker vies en gevaarlijk werk, en met dank aan een falende overheid is ziekmakende meuk nog steeds goedkoper dan gezonde voeding. Geen enkele mate van materiële welvaart kan een slechte gezondheid compenseren, maar een fijne woonomgeving, goed eten en veel vrije tijd verkleint de risico’s wel enorm. Miljoenen in dit gave land worden echter dubbel benadeeld. Daar mogen we als maatschappij niet in berusten.