Het leven is eindig, maar klaar is het nooit. Wie de gemiddelde leeftijd van tachtig jaar mag bereiken krijgt vierduizend weken om er iets moois van te maken. Dat is het onderwerp van Four Thousand Weeks – Time Management for Mortals, journalist Oliver Burkemans nieuwe boek. Deze leesbare aanrader zit qua genre tussen populaire filosofie en self help. Maar als zelfhulpboek is het heel andere koek dan het doorsnee boerenbedrog van eet-jezelf-slank of luier-jezelf-rijk. Burkeman schrijft diepgaand en toch toegankelijk, en met een heerlijk Brits gevoel voor understatement en zelfspot over zijn eigen schrijfambities en niet meer zo piepjonge vaderschap.

Onze huidige relatie tot tijd is evolutionair gezien heel recent. In de pre-industriële, agrarische gemeenschappen gingen we met de kippen op stok en werden we geleefd door de seizoenen en de oogstmaanden. Vrije tijd was er wel, maar niet om aan jezelf te werken. Je amuseerde je vooral met elkaar. Met de industriële revolutie, het elektrisch licht en de stoommachine kwamen de prikklok, de ploegendiensten en de betaalde baan. Tijd werd een kwantificeerbaar, schaars en verhandelbaar goed. Arbeiders verkochten de hunne aan een baas en daarmee verschoof ook onze opvatting over onze beperkte tijd van leven. In plaats van onszelf te zien als simpelweg bestaand in de tijd, beschouwden we onszelf als individuen aan wie een portie tijd van onbekende grootte was gegeven. En die schaarse tijd moest nuttig besteed worden.
Al dan niet bewust zijn wij zo ons leven gaan inrichten als een project dat tot een bevredigend einde moet worden gebracht. Haast is geboden, want hoe lang je precies hebt, dát word je niet verteld. Elk jaar kan je laatste zijn. Hoe meer je dus gedaan kunt krijgen, hoe beter. Daar lijkt weinig tegenin te brengen. Wie wil er aan het eind niet kunnen terugkijken op een goedgevulde trofeeënkast aan memorabele ervaringen? Toch liggen de teleurstellingen op de loer.
Ten eerste is daar de vicieuze cirkel die bekend staat als de efficiency trap. Tijdbesparende (en dus productieverhogende) technieken en gadgets werken wel, daar gaat het niet om. Je krijgt meer gedaan op een dag. Maar de kern van het probleem pakken ze niet aan. Ze versterken de illusie dat ooit het werk klaar zal zijn en er een oase van rust en controle op je wacht. Dit is zelfbedrog, want je weet dat je je continu nieuw werk en nieuwe problemen op de hals zult halen, of anders komen ze vanzelf wel op je pad. Hoe efficiënter je bent, hoe sneller je aan iets nieuws mag beginnen.
Accepteer dus dat je nooit genoeg tijd zult hebben voor alles wat je wil of moet doen. Dan wordt de werkdruk vanzelf al minder overweldigend. Je kunt nu eenmaal geen twee liter in een literfles proppen, of in drie minuten een hardgekookt ei maken. Als het werk niet af komt binnen de geplande tijd, dan moet het maar later. Dit besef geeft grote rust — als je baas er tenminste net zo over denkt.
Of deze: wie graag exotische reisbestemmingen stapelt, gehaast of niet, zal herkennen hoeveel minder indrukwekkend elke nieuwe ervaring uitpakt. In psycho-economisch termen hebben die een afnemende meeropbrengst. Als jouw bucket list bestaat uit de top tien van de Lonely Planet word je gegarandeerd blasé na het vijfde wereldwonder. Burkeman vertelt hoe het zien van het Noorderlicht hem uiteindelijk vooral deed denken aan de screensaver van zijn monitor.
Maar het jammerlijkste effect van al dit doelgerichte project-denken laat zich toch samenvatten in dat fijne cliché Life is what happens to you while you’re busy making other plans – Burkeman gebruikt die zin trouwens niet, en nee, John Lennon heeft hem niet bedacht. Plannen maken is prima. Als mensheid moeten we vol aan de bak om de planeet leefbaar te houden voor volgende generaties – ik heb er een hard hoofd in. Maar laat niet elke minuut van je vrije tijd ten dienste staan van een toekomstige beloning, alsjeblieft niet. Voordat je het weet wordt het werk. We wandelen niet meer voor de lol, maar trainen voor de Vierdaagse of een marathon. Of anders beulen we ons af in de sportschool voor een onbereikbaar fysiek ideaal.
Dat kwam wel even aan. Want ik neem mijn eigen hobby’s nogal serieus. Bij gebrek aan kinderen geef ik het lesgeld voor foto- en toneelcursussen, zang-, piano- en celloles maar aan mezelf uit. Nooit met een professionele ambitie, maar wel vanuit de overtuiging dat de grootste voldoening te halen valt uit het gevoel van voortgang, en die krijg je het snelst met goede ondersteuning, zo houd ik mezelf al jarenlang voor.
Dat klopt, maar je mag ook best genieten van wat je al kunt, zonder nog beter te willen worden. Je mag ook lekker slecht blijven. Ik wil wedden dat op de meeste elektrische gitaren en drumstellen ter wereld gewoon heerlijk aangeklooid wordt. Op de meeste cello’s niet. Dat is een instrument van aanpoten. Het duurt jaren voordat je er een beetje klank uit krijgt en 95% van de klassieke canon is onbereikbaar voor de amateur. Satisfaction op de gitaar kun je al na één middag. Dat is pas bevredigend.
Burkeman brengt dan ook een ode aan de ambitievrije, liefst beetje lullige hobby. Zoals oude rock ’n roller Rod ‘do-you-think-I’m-sexy‘ Stewart sterk in zijn (en mijn!) achting steeg toen hij las over zijn hobby voor modeltreinen. Morgenochtend is het weer tijd voor een dagje zelfontplooiing. Ik heb me ingeschreven voor een workshop macrofotografie om op de Sallandse heuvelrug dertien-in-een-dozijn kiekjes te leren maken van bloemetjes en bijtjes. Het wordt mooi weer en wetende dat ik toch niet meeding voor de zilveren camera voelt prima.