Een wereld vol roltrappen

Wat het leven waardevol maakt is nooit gratis, schreef ik in mijn laatste stukje. Wat je niet in geld kunt uitdrukken kun je dus ook niet aanschaffen. Maar het is daarmee zeker niet gratis, want het kost wel tijd en moeite. Daarom noemen we het ook ‘de moeite waard’.

Stel je een wereld voor waarin je geen stap meer hoeft te zetten. Zelfs in je eigen huis zijn loopbanden, liften en roltrappen. Vóór je vijftigste zijn je aders verstopt, je taille uitgedijd en je benen geslonken tot sprietjes. We zouden eruitzien als de passagiers van ruimteschip aarde in de animatiefilm Wall-E. De mensheid van de toekomst heeft onze planeet als een grote vuilnisbelt achtergelaten en is geëvolueerd tot hompen vadsig babyspek, veroordeeld tot een levenslange cruise, zoete troep slurpend uit literbekers. Heel deprimerend allemaal. Kennelijk lukt het ons als collectief maar niet om weerstand te bieden aan de verleiding van gemak, ook al weten we best wat lichaam en geest nodig hebben.

Weet je waarom ik zo moeilijk warm kan lopen voor al die AI-vergezichten waar je mee om de oren wordt gegooid? Ze nodigen je uit om met je gezonde benen toch weer voor één lullige verdieping de lift te pakken. Het maakt even niet uit hoe realistisch of utopisch de voorspellingen zijn. Ik heb de laatste tijd veel gelezen over AI, van nuchter kritisch tot gevaarlijk naïef, en Joost mag weten hoeveel daarvan al niet meer uit een mensenhoofd is ontsproten.

Photo by Chris F: https://www.pexels.com/photo/low-angle-photo-of-escalator-2087514/

Ethan Mollick’s book Co-intelligence is een nuchtere en toegankelijke inleiding in wat ons waarschijnlijk te wachten staat, zonder technocratische utopieën of doemscenario’s. Hij onderscheidt de rol van AI als zelfstandige schepper, als collega, leraar en als coach. Hij belooft dat hij zijn boek zelf heeft geschreven, maar vertelt ook eerlijk dat hij tijdens het schrijven voortdurend AI inzet om tot nieuwe ideeën te komen. AI is voor hem een goedkope, (redelijk) betrouwbare coach die hem zijn ideeën helpt aan te scherpen. Niks mis mee, toch? Nee, in Mollicks geval niet. Want hij kon al goed schrijven, en dat maakt alle verschil. Het gereedschap maakte het proces aangenamer en efficiënter, als zo’n fijne Makita slagschroevendraaier. Je moet wél kunnen klussen.

Zolang het hulpmiddel de klus nog niet zelfstandig kan klaren zonder jouw toezicht blijf je verantwoordelijk voor het resultaat en moet je op elk moment kunnen ingrijpen. Daarom schiet het ook maar niet op met de zelfrijdende auto. Zolang er een stuur in zit blijf jij aansprakelijk. Misschien hoef je straks nog maar twee keer per jaar in te grijpen in een echt lastige situatie, maar tegen die tijd ben je het autorijden allang verleerd. 

De vraag wordt de komende jaren dan ook wat wij als mens nog minimaal zelf moeten weten en kunnen, op allerlei gebied. Als je geen enkele kennis meer paraat hebt ben je een intellectueel leeg vat, niet meer in staat om zin van onzin te scheiden en lukt het je bijvoorbeeld ook niet meer om het product van een vertaalrobot te beoordelen.

Ik neem professioneel vertalen even als voorbeeld, omdat ik daar een verleden in heb. Automatisering heeft daar al sinds Google translate het aanzien en de tarieven van het oude ambacht flink uitgehold. Veel klanten nemen genoegen met een knullige AI-vertaling zonder dat een mens er nog een laatste blik op werpt.

Nu was het werk vroeger ook best Spartaans en gebruiksonvriendelijk. Ik kan me althans niet voorstellen dat iemand nog een papieren woordenboek gebruikt als het niet hoeft. Snel met de hand iets kunnen opzoeken is een archaïsche vaardigheid, als een stoomlocomotief besturen. De vuistdikke van Dale kan bij het oud papier, samen met de Winkler Prins encyclopedie. Maar ik weet zeker dat de vertalers van weleer een superieure actieve woordenschat hadden, dat wil zeggen dat ze uit het hoofd meerdere vertaalalternatieven konden bedenken zonder op te zoeken. Dat moest ook wel, want als je per woord betaald krijgt is opzoektijd voor eigen rekening.

Die vaardigheid kachelt hard achteruit. Je hoeft ook geen wandelend woordenboek te zijn, maar je kunt niet zonder taalgevoel. Je passieve woordenschat kan niet groot genoeg zijn. Het ingebouwde synoniemenwoordenboek (thesaurus) van Word werkt fantastisch, vooral als ik in het Engels werk. Als ik twijfel over een formulering reikt hij me twintig synoniemen aan. Maar ik moet nog steeds mijn eigen intuïtie gebruiken, want die synoniemen zijn niet onderling inwisselbaar. Een goede keuze kun je pas maken na duizenden uren zelf lezen, luisteren, spreken en schrijven. In de woorden van Nobelprijswinnaar Richard Feynmann: “What I cannot create, I do not understand”.

Meedoen is toch ook veel leuker dan consumeren? Wat je zelf ervaren hebt is interessanter om naar te kijken. Als je schrijft, foto’s maakt, voetbalt of een instrument bespeelt kijk je misschien met wat afgunst naar de pro’s, maar ook met meer plezier. En niet alleen met meer plezier, maar met een scherpere blik. Je merkt de details beter op. Je herkent het meesterschap, maar ook de foutjes. En dat vermogen mag je niet laten verslappen, anders word je een kritiekloze consument.

Dit is de ironie: een wereld van steeds betere AI-assistenten stelt juist steeds hogere eisen aan ons brein, geen lagere. We moeten hard aan de bak met zelf dingen blijven maken en onderzoeken. Anders hebben we bar weinig toegevoegde waarde toe te voegen.