Elke dag een pietsje beter

Toen ik in 1999 korte tijd in Edinburgh woonde kocht ik een cello. Vier jaar eerder had ik er een gehuurd en wat lessen genomen. Toen lonkte het buitenland en ging het nieuwe muzikale avontuur weer de ijskast in. Het was op het moment geen verstandige aankoop, want ik had geen budget voor een docent, en die heb je echt wel nodig. Zo lag hij na terugkomst in Nederland tien jaar werkloos op de overloop ruimte in te nemen, te druk met werk en andere hobby’s. Zou ik hem wegdoen of toch weer gaan spelen? Na mijn uitstapje in het amateurtheater zat er weer meer lucht in de hobbyplanning dus het werd het laatste.

De verhuizing naar Heeze sloeg weer een hiaat van zeven jaar nauwelijks spelen. Tot ik afgelopen zomer opnieuw de geest kreeg en een nieuwe docent zocht. Was ik niet gewoon veel te laat begonnen? Je kunt al heel behoorlijk zingen, waarom ergens anders van nul af aan beginnen? Elk muziekinstrument leren spelen is een project van de lange adem, maar de strijkinstrumenten in het bijzonder hebben een frustrerend lange aanloop. Het duurt jaren voordat je er een fatsoenlijke toon uit krijgt. En elke week les slaat een deuk in je budget voor leuke dingen ter grootte van een riante vakantie. Maar ook al ben je nog niet goed en word je nooit geweldig, als je trouw en met aandacht studeert word je wel elke dag een pietsje beter.

bladmuziek lezen we natuurlijk van de iPad, met een bluetooth pedaal om de pagina’s om te slaan. We leven tenslotte niet meer in de 18e eeuw.

Een loopje onder de knie krijgen waarvan je eerder dacht: dit lukt nooit! Daar doe je het voor. Die moeite blijft zich terugbetalen, in immaterieel opzicht dan. Muzikale training blijft lang hangen, heb ik gemerkt. Een instrument bespelen is een fysieke aangelegenheid, geen muziekwetenschap. In de zeven jaren dat ik nauwelijks speelde was alleen het eelt van mijn vingertoppen verdwenen, en dat groeide rap weer terug. De toonladders zaten er nog. Want dat is geen kennis maar vaardigheid. Het laatste beklijft terwijl het eerste vervliegt. Nog een voorbeeld: geen enkele gymnasiast van mijn jaargang kon zelfs maar een eenvoudig gesprek in het Latijn voeren. Zes jaar kennis stampen, maar zonder een greintje vaardigheid in de klassieke talen. Allemaal weg, op wat flarden na. Daedalus interea Creten longumque perosus. Geen idee, iets met Creta waarschijnlijk.

Daarom is het ook zo fijn dat er al driehonderd jaar zo weinig verandert aan de praktijk van het spelen. De onsterfelijke suites van Bach zijn nog steeds verplichte kost. Kon je met de tijdmachine terugreizen naar de 18eeeuw, dan zag je daar iemand dezelfde loopjes oefenen, dezelfde fouten maken, misschien wel op hetzelfde instrument. Want een goede cello gaat generaties mee. De snaren zijn niet meer van schapendarm, maar verder is de interface ongewijzigd, ook al is mijn instrument zelfs niet meer van hout maar van glimmend carbon.

Het contrast met de IT kan niet groter zijn. Dit is pas een schaamteloze wegwerpmaatschappij, in materieel en intellectueel opzicht. Ben je ook een nerd, doe jezelf een plezier en bezoek het fantastische homecomputer museum in Helmond. Stap met zevenmijlslaarzen door vijftig jaar computergeschiedenis en bedien de vele nog werkende juweeltjes die van de schroot zijn gered. We hebben enorme vooruitgang geboekt dankzij de wet van Moore en innovators als chipmachinebouwer ASML, maar wel door elke paar jaar de oude modellen een enkele reis milieupark te geven.

Het Javascript ecosysteem is modegevoeliger dan de collectie van de Primark – en de producten vaak van dezelfde gammele kwaliteit. Echte vooruitgang in programmeertalen is schaars. De belangrijkste innovaties zijn al uitgevonden. Functioneel en object-georiënteerd programmeren stammen uit de vroege tweede helft van de vorige eeuw. Nieuwlichters als Kotlin en Rust zijn marginale verbeteringen op de oude manier van werken, geen radicale vernieuwing. Nuttig en bruikbaar voor de gebruikers, maar geen paradigm shift.

Al wordt het wel zo verkocht. We laten ons gek maken door een industrie wiens verdienmodel het is om dezelfde wijn elke vijf jaar in nieuwe zakken te gieten. De echt lastige problemen bezorgen ons nog steeds hoofdbrekens. Hoe vind je de juiste balans tussen hoge kwaliteit en time to market? Wat betekent team-autonomie in een grote organisatie? Met ontwerpen, specificeren en code hygiëne blijven we domweg dezelfde fouten maken als vijftig jaar geleden. Elk jaar komen er immers nieuwe schoolverlaters bij die zich een paar jaar aan dezelfde steen moeten stoten. Het blijft dezelfde viool, met elk jaar een nieuw kleurtje.