15 januari dit jaar viel het kabinet, twee maanden voor de nieuwe verkiezingen. Een half jaar later spreekt links en rechts schande van het gebrek aan daadkracht om een nieuwe regering te vormen. De ene cynicus gelooft dat Rutte bewust traineert, opdat de herinnering aan de trieste val van zijn laatste kabinet genoeg vervaagt om zijn vers mandaat nog geloofwaardig te laten lijken. De andere cynicus roept dat de kiezer heeft gesproken. Bij gebrek aan een sterk links verhaal zijn we massaal naar de schoot van de gevestigde orde teruggekeerd, of daar lekker blijven zitten.
De Grand Prix in Zandvoort dan. Tussen de vox popjes in het journaal zat een echtpaar dat speciaal voor de race uit Aruba was overgevlogen. Zucht. De ene cynicus zet zijn walging kracht bij met Prins Bernhard junior als stropop van de rechtse hobby, liefst met gratuite ad hominems over zijn vastgoedhandel (huisjesmelkerij!), brilmontuur en overspelige grootvader. De andere cynicus vindt gewoon dat we niet moeten zeiken. Bij een verstopte ochtendspits blazen we meer CO2 de lucht in en hebben we minder lol.
Het wordt van de week mooi nazomerweer, dus gaan we massaal barbecueën. De ene cynicus vindt het stuitend om bergen kiloknallervlees te schransen van dieren, wier enig lichtpuntje in hun miserabele leven de korte duur is. De andere cynicus vindt dat elke hardwerkende Hollander recht heeft op zijn dagelijkse stuk vlees. Gewoonterecht, heet dat.
Rutte zei op tv dat we niet moeten doorslaan met klimaatregelen, dat we gewoon moeten kunnen blijven barbecueën. Zo’n onverholen hertaling van “na ons de zondvloed” is het cynisme voorbij. Hij hoefde zijn woorden niet te wegen, want de gemiddelde Nederlander is het met hem eens. Niet dat we toekomstige generaties per se in hun sop gaar willen laten koken, maar wel in het ontkennen dat de ramp zich hier en nu voltrekt. De mensheid erkent pas dat een probleem acuut is wanneer het ook acuut voelt. Deze zomer hadden we helemaal geen hittegolf, dus waar is die klimaatcrisis dan?
En dan de trieste afgang in Afghanistan. Nee, nu even niet.
Een cynisch gedachtenexperiment: stel dat de mensheid morgen niet meer wakker wordt. Hoe erg zou dat zijn? Er is niemand om ons heengaan te betreuren. De gepamperde huisdieren zullen ons even missen – althans de honden, de katten zeker niet. De natuur slaakt een zucht van verlichting. Over een paar duizend jaar zijn de laatste kathedralen en dvd’s tot stof vergaan en over een miljoen jaar het milieu weer in balans. Geologische gezien een weekje.
Es ist schwer das leben leicht zu nehmen. Ik geloof dat die van kinderboekenauteur Erich Kästner was. Maakt niet uit. Het blijft een waarheid als een koe. Wat is het toch godvergeten moeilijk om in deze tijden niet cynisch te zijn en wat is het belangrijk om dat in weerwil van alles vooral niet te worden. Cynisme is giftig voor jezelf en anderen. Cynisme smaakt naar meer; het is verslavend als krabben aan een muggenbult. En net als krabben werkt het niet.
Je kunt je niet de hele dag het lot van elke toekomstige homo sapiens aantrekken. Af en toe moet je doen alsof er niets aan de hand is. Soms willen we barbecueën en een vliegvakantie. Maar, stelletje strontverwende kinderen die we zijn: het kan toch wel wat minder allemaal?
Het leven is in een flits voorbij. Van onze leraar Latijn leerde ik de uitdrukking vita fugit sicut umbra (het leven vlucht als een schaduw) in het laatste jaar van het VWO. De zes jaren waren voorbijgevlogen. Twee jaar later zat ik tijdens de laatste week van mijn militaire dienst in Seedorf (bij Bremen) met een van mijn kamergenoten ’s avonds met een biertje op het terras zat van het katholiek militair tehuis. Blij dat we spoedig ons oude leven weer konden oppakken – ik zou Engels gaan studeren in Nijmegen na een mislukt jaar economie – bracht ik die spreuk in herinnering. We vonden allebei dat het jaar zo snel omgevlogen was. Inmiddels heb ik mijn te verwachten levensduur voor meer dan de helft opgesoupeerd, in voorspoed en goede gezondheid. Het onzekere vervolg kan ik maar beter spenderen als een goedgemutste en behulpzame zoon, echtgenoot, vriend, collega en aardbewoner. Welke andere keus heb je?