Tijdens onze meivakantie op een paradijselijk vakantie-adres in Biddenden (Kent, GB) kon ik het toch niet laten een Amerikaans self-help boek te downloaden op mijn E-reader. Essentialism – the disciplined pursuit of less van Greg McKeown spoort ons aan tot verdieping in alle aspecten van ons leven: Weniger aber besser, gelijk het mission statement van Braun. Aangezien de beste keuze vaak veel beter is dan de goede keuzes moeten we langer onderzoeken en evalueren voordat we een zwaarwegend besluit maken. Nergens is dit zo belangrijk als in onze beroepskeuze. Essentialism is een typisch managementboek met een voorspelbare boodschap: lees mij voor meer succes en plezier in je werk. Maar het heeft mij wel aan het denken gezet. Ik schreef er deze post over op het codecentric blog, maar ik vond dat dat artikel wat persoonlijk perspectief miste.
Volgens McKeown draait de keuze om je carrière om drie vragen:
- waar ligt mijn passie?
- waar ligt mijn talent?
- Voorziet dit werk in een behoefte? Met andere woorden: kan ik er mijn brood mee verdienen?
Voldoening en talent
Ik houd niet van passie. Geen woord is meer aan inflatie onderhevig sinds de commercie het zich heeft toegeëigend en we de lekkere trek in een Magnum al passie mogen noemen. Passie is Latijn voor lijden, en werk hoeft in beginsel niet pijnlijk te zijn. Plezier is beter, maar dat smaakt dan weer naar vrijblijvendheid en verstrooiing, zoals je plezier kunt beleven aan de nieuwste Netflix serie. Werk hoeft (en kan) niet continu plezierig zijn. Waar we naar moeten zoeken is voldoening. We zijn het gelukkigst en meest productief als we voor onze boterham iets doen waar we voldoening uit halen.
Hoe belangrijk is talent? Is het belangrijk dat je goed bent in wat je doet? Er wordt immers heel wat afgeprutst in de wereld en het schijnt de Nederlandse ICT sector niet te deren. Natuurlijk doet talent er toe, maar laat ik ook dit anders noemen. Talent gebruiken we meestal als aanduiding voor de buitengewone aanleg van mensen die de top van hun professie bereikt hebben. Talent vatten we ook meestal op als aangeboren, dus botte pech als je het niet hebt. Ik spreek liever over capaciteit: hoe goed ben ik in mijn vak vergeleken met de rest en waar zit nog ruimte voor verbetering. Capaciteit en voldoening versterken elkaar. Ergens beter in worden geeft voldoening en die voldoening geeft energie terug om nog beter te worden. Deze wisselwerking is sterk aanwezig en ook onmisbaar bij de echte natuurtalenten in bijvoorbeeld sport en kunst. Enige genetische aanleg is ook nodig, maar die moet je ook weer niet overdrijven, want ook de grote talenten moeten tienduizend uur oefenen en zonder tomeloze gedrevenheid trekken ze dat niet. Ik mag graag af en toe achter het klavier kruipen, maar sinds ik op mijn achttiende met pianoles stopte is mijn niveau al dertig jaar stabiel. Stabiel matig. De voldoening die ik krijg van het spelen is niet zo groot dat ik er meer vrije tijd voor wil opofferen dus dan maar geen virtuoos. In sommige beroepen is per definitie alleen maar plaats voor het puikje. Wie op het conservatorium slaagt met een zes hoeft niet eens te solliciteren bij een prestigieus orkest. Best een griezelig idee dat er in het land van de zesjescultuur veel piloten en chirurgen met de hakken over de sloot geslaagd moeten zijn. Voldoening in je werk is niet alleen belangrijk voor je eigen geestelijk welzijn. Het is de enige factor die je werkelijk motiveert om je blijvend te verbeteren in je werk. Maar geld en prestige dan? Dat brengt ons bij vraag drie.
Duurzaamheid
Met je vrije tijd mag je doen wat je wil maar in je beroepskeuze zal de behoefte vanuit de markt een rol moeten spelen en die is nu eenmaal veranderlijk en ligt grotendeels buiten je invloedssfeer. ‘Kan ik hier werk in vinden’ is een te beperkte vraag. Op de vraag ‘Kan en wil ik hier op de lange termijn mijn beroep van maken’ kun je een simpel ja, nee of desnoods een punt geven. Om tot die score te komen kun je jezelf een aantal deelvragen stellen:
- Zijn er genoeg banen? Hoe lang moet ik zoeken?
- Willen ze mij op mijn leeftijd wel hebben?
- Hoeveel kan ik verdienen? Hoeveel heb ik eigenlijk nodig?
- Hoeveel zekerheid heb ik in deze baan?
- Hoe afwisselend en uitdagend is dit op de lange termijn? Ga ik me niet vervelen?
- Hou ik het fysiek en mentaal nog vol als ik straks ouder ben?
Het antwoord geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat je die keuze vol kunt houden, met andere woorden de duurzaamheid. Neem bijvoorbeeld de eerste deelvraag in relatie tot de (podium)kunsten. Sinds de bezuinigingen op cultuur door het eerste kabinet Rutte is een carrière als toneelacteur in vast dienstverband een zeldzaamheid geworden. De banen zijn er simpelweg nauwelijks. Toch willen er elk jaar nog genoeg jonge mensen professioneel acteur, zanger of danser worden. Het vooruitzicht op een baan, de beloning en de onzekerheid zijn erbarmelijk, maar voor de doorzetters telt dat allemaal minder zwaar. Heel nobel, maar hoe groot je ambitie ook is – en moet zijn: willen is niet altijd kunnen. Op zeker moment gaat het lichaam klagen. Operazanger en stratenmaker zijn geen beroepen die je na je zestigste nog op volle kracht kan uitvoeren. In wezen dus minder duurzaam dan bijvoorbeeld regisseur of dirigent.
Geen natuurtalent
Laat ik het over mezelf hebben. Ik vrees dat ik geen natuurtalent ben. Het gymnasium in Venlo heb ik niet bepaald met vlag en wimpel afgerond. Het liefst zat ik op mijn Squier elektrische gitaar de loopjes van Brothers in Arms na te spelen of (een paar jaar eerder) met mijn Commodore 64 BASIC te hacken. Aan economie had ik op school geen uitgesproken hekel, dus dat ging je dan maar studeren. Dat ik geen idee had hoe een carrière als econoom eruit zou moeten zien kun je een negenjarige nog vergeven, maar dat ik ook het economiekatern uit de krant steevast oversloeg had een veeg teken moeten zijn. Krap een jaar later zat ik dan ook weer thuis en mocht ik als dienstplichtig soldaat een jaar nadenken wat dan wel een minder rampzalige match zou zijn dan economie.
Engels was een betere keuze. Voldoening en capaciteit waren dik in orde, maar ja, die vacatures. Als afgestudeerd letterenstudent heb je geen lesbevoegdheid voor het middelbaar onderwijs – dat is een extra postdoctoraal jaar. Tijdens mijn studie had ik wel cursussen professioneel vertalen gevolgd. Ik vond het leuk en was er behoorlijk goed in, maar als beroep werd het werd geen succes. Ik vond maar met moeite opdrachten en de meeste waren slecht betaald en geestdodend. Jong en ongebonden ging ik dus de spannende uitdaging aan om twee jaar in China te werken als docent Engels op een lerarenopleiding voor Voluntary Service Overseas (VSO). Een onvergetelijke ervaring, met de nodige ups en downs. Ik druk even op fast forward en plotseling zit ik in een callcenter in Edinburgh vragen te beantwoorden over Kodak digitale camera’s om ’s avonds thuis te komen bij een Chinese echtgenote. Fast-forward twee jaar en ik werk in Rotterdam voor 2organize (momenteel Oxyma) als Perl programmeur, minus de echtgenote. Daarna kom ik in rustiger vaarwater. Zestien jaar later ben ik nog steeds developer, zij het niet meer met Perl. Rond 2008 heb ik langere tijd serieus overwogen de IT vaarwel te zeggen en ging een deeltijdopleiding theaterregie volgen. Wat heb ik daarvan geleerd? Dat je dik tevreden kunt zijn met werk waar misschien niet je grootste talent ligt of waar je zelfs niet de grootste voldoening uit haalt. Laat ik alle beroepen die ik gedaan heb of ooit heb willen doen in een grafiek vatten, in volgorde van voldoening.
Beroep | Voldoening | Capaciteit | Duurzaamheid |
Zanger | 9 | 7 | 2 |
Toneelschrijver | 9 | 8 | 2 |
Software developer | 8 | 8 | 9 |
Docent | 6 | 7 | 7 |
Callcenter medewerker | 2 | 5 | 4 |
Als ik enkel mijn passie zou moeten volgen had ik dus koste wat kost zanger of toneelschrijver moeten worden. Maar ik wilde het niet echt. Ik was en ben niet bereid de offers te brengen voor een kleine kans op een fatsoenlijk inkomen en een minieme kans op echt succes.
Sommige beroepen hebben altijd al een sexy uitstraling gehad en met dank aan de valse belofte van instant succes door talentenshows lijkt die faam ook binnen het bereik te liggen. Vergeet het maar. Ik ken diverse professionele musici persoonlijk en de glamour is ver te zoeken. In het niet zo subtiele The subtle art of not giving a fuck beschrijft blogger Mark Manson hoe hij als tiener ook ervan droomde een rocklegende te worden. Uiteraard kwam er niets van terecht want ook hij wilde het eigenlijk niet echt. Hij droomde van de Everest maar alleen als je je er met de helicopter kon laten neerzetten. Helaas, die top bereik je alleen te voet. De meesten bereiken hem helemaal niet en sowieso altijd met blaren.
Is dit het dan?
Het is heel normaal om meer te willen, om regelmatig te twijfelen of je nog wel goed op je plek zit. En om je af te vragen: ‘is dit alles?’ Als ik toneelschrijver had willen worden in het Nederlands taalgebied had ik de beste moeten willen zijn. Beter dan Erik-Ward Geerlings en Maria Goos, want anders kregen zij het werk. Het is geen schande dat niet te ambiëren. Een romanticus mag mijn huidige carrière veilig, burgerlijk en verstandig noemen, maar ik ervaar het inmiddels als logisch. Natuurlijk is een vaste aanstelling met een bovenmodaal salaris comfortabel en zijn regelmatige werktijden zonder al te veel stressmomenten beter voor je gezondheid. Maar als je wil kan dit ook een ongelofelijk spannend vak zijn. Als developer maak je deel uit van een industrie die als geen ander het vermogen heeft om de maatschappij blijvend te veranderen, ook als je niet voor Facebook werkt. Als je bent opgegroeid zonder Internet en ooit na een NS vertraging op een overvol perron in de rij voor de enige telefooncel hebt moeten staan voelt dat als een groot voorrecht.