Dave Eggers’ nieuwe roman is een zwart-komische techno-dystopie. The Every (vertaald als Het Alles) is het vervolg op The Circle uit 2013. Zo heet het monsterverbond tussen Google, Facebook, Apple en Amazon. The Every heeft elke concurrent weggevaagd of tot slaaf gemaakt. De missie van heldin Delaney om het systeem als werknemer ten val te brengen zal op niks uitlopen, dat voelt de lezer meteen.
Ook Winston Smith uit George Orwell’s oer-dystopie 1984 wist bij voorbaat dat zijn strijd tegen de alziende Partij kansloos was. De surveillancetechnologie die Orwell destijds (1948) bedacht was nog sciencefiction. Maar in The Every is alles al technisch mogelijk, of anders wel binnenkort. Elke lollige maar privacy-schendende app is een nieuwe wolf in schaapskleren. Het is een feest der herkenning, maar geen gezellig feest. Eggers is een techno-sceptisch moralist en zijn missie is niet subtiel.
Het nerd-dom is de echte machthebber in deze technocratie. Deze filosofie wantrouwt alles wat niet in een getal te vangen is. Alleen het algoritme is te vertrouwen, want dat handelt objectief en zonder vooroordeel: een gevaarlijk waanidee als seksisten en racisten het algoritme beheren. De mens is niet meer dan een verzameling ‘onpartijdige’ datapunten, en zelfs dat is nog te veel nuance. Voor het gemak persen we je hele menselijke waardigheid samen in één ultieme score. De serie Black Mirror wist aan deze hel op aarde nog een hilarische draai te geven in de aflevering Nosedive, maar in het China van vandaag valt er minder te lachen. Eén keer te vaak door rood en je kunt je hypotheekaanvraag wel vergeten. Deze toekomst vind ik even onvoorstelbaar als het feit dat we ooit de Randstad moeten teruggeven aan de Noordzee, maar onmogelijk is het niet.
De eindbestemming van het techno-fascisme is een surveillancestaat die niet meer hoeft te straffen, omdat onderdanen vanzelf elke dwarse gedachte wegdrukken als de opsporing volmaakt effectief is. Eggers laat zien hoe we dankzij de zachte, mediagenieke kant van het nerd-dom daar terecht kunnen komen. Het is de onweerstaanbare verleiding van steeds meer gemak. Kunstmatige intelligentie automatiseert alles voor onze voeten weg en we slikken het gewillig. De nerds verzinnen het omdat het kan, niet omdat we erom vragen. Maar als het eenmaal kan, dan kunnen we snel niet meer zonder.
We zijn aan het verweken. We weten minder, kunnen minder, durven minder en vertrouwen onszelf en elkaar minder. En we betalen duizend euro voor een nieuwe iPhone die ons nog banger, dommer en somberder maakt.
Ik ben zelf net zo erg, met mijn Apple Watch. Ik ga de deur niet meer uit zonder temperatuur en buitenradar te checken. Grappig is de scene waar Delaney een excursie naar de kust organiseert voor collega’s. De week voor het uitstapje wordt ze bestormd met vragen. De fitte twintigers willen weten wat hun van minuut tot minuut te wachten staat, inclusief de weersverwachting. Iedereen arriveert in dezelfde dure nieuwe buitensportkleding en natuurlijk wordt het uitstapje een drama.
De Efteling maakt een app zodat je weet hoelang je moet wachten voor de Python. Wat zal er gemopperd worden als je onverhoopt toch iets langere in de rij staat! Tja, chaos en willekeur regeren nu eenmaal het heelal. Het weer is daar maar één manifestatie van. De schijnvoorspelbaarheid van het algoritme geeft geen houvast.
Ons geduld en incasseringsvermogen hollen achteruit, samen met onze parate kennis en veel vaardigheden. Hoe erg is dat? Ik mis de versnellingspook niet sinds ik automaat rijd. Die vaardigheid kan bijgezet worden bij het handmatig melken als straks het hele wagenpark elektrisch is. Vóór de invoering van de postcode had je bij de posterijen menselijke Bosatlassen, die bij elk gehucht in Nederland het sorteercentrum kenden. Er zijn weinig professies die nog zo’n beroep doen op je werkgeheugen. Het hoeft niet meer.
Ons idee van aanvaardbaar risico kalft ook af. Lang voor GPS en GSM was ik met andere studenten op wandelvakantie in Schotland. Als je je enkel verstuikte op zo’n berg kon je niet bellen, dat wist je. Dus ging je niet alleen op pad. Je hield je aan de route die je bij de receptie van de jeugdherberg had achtergelaten en je nam noodrantsoenen en een plastic slaapzak mee. Want je moest een nacht in weer en wind kunnen overleven als het nodig was. Dat voelde niet als roekeloos. Je zette immers niet je veiligheid op het spel, alleen je comfort.
En je leerde te navigeren op kaart en kompas. Dat is niet makkelijk. Op de fiets of alleen in de auto is het ook nog eens gevaarlijk. Je moet goed kijken en nadenken. Ik laat mij liever door mijn Garmin met maxi scherm naar mijn bestemming wijzen en praten. Dat is comfortabel en veilig. Je hebt je hoofd vrij voor andere zaken, maar daardoor leer je je omgeving niet kennen. Moet je een week later dezelfde reis maken, heb je het apparaat weer nodig.
Om echt te weten waar je bent en heengaat is er geen betere manier dan een kaart. Een kaart geeft het totaaloverzicht dat je mist op een klein schermpje. Maar de echte waarde zit in het ongemak. Kaartlezen is gedoe, en hoe sneller de route parate kennis, hoe liever. Dus heb je de kaart minder vaak nodig dan je GPS. Zo durf ik ook te wedden dat vertalers van nu een kleinere parate woordenschat hebben dan hun collega’s van een generatie geleden. Opzoeken in een papieren woordenboek is kostbare tijd als je per woord wordt betaald. Onthouden loont.
Dankzij autocorrect hoef je niet te onthouden hoe je ‘geenszins’ ook weer spelt en vergeten jullie (niet ik!) de basisschoolregels voor d/t in werkwoorden, want daar laat autocorrect het afweten. Iemand vroeg of mijn digitale piano ook autocorrect heeft. Ik moest erom lachen, maar technisch zou het prima kunnen. Als de software de digitale bladmuziek van een Mozart sonate in real time vergelijkt met de toetsen die ik indruk kan hij mij ook corrigeren als ik ernaast sla. Maar dat zou pas valsspelen zijn.