Nederland Vleesland wil een eerlijk verhaal vertellen over vlees. Dat gaat bij voorbaat al niet werken. De campagne van de Centrale Organisatie voor de Vleessector vertegenwoordigt de keten van veehouders, vleesverwerkende industrie, en daarmee indirect ook de belangen van de producenten van diervoeders, antibiotica, luchtwassers, megastallen tot aan de diervriendelijke slachtmachines. Die partijen zijn niet onpartijdig in deze discussie. Net als in elke rechtszaak benadrukt een partij de argumenten in zijn voordeel en verzwijgt of verbloemt wat hem slecht uitkomt. Dat geldt voor Wakker Dier net zo goed.
De bio-industrie zit in het nauw door de stikstofcrisis. Inkrimpen van de sector zal onvermijdelijk blijken dus zal deze miljardenindustrie klappen krijgen. Dan weet je dat hun PR-bureaus zwaar mediageschut in stelling zullen brengen. Je kunt het ze niet kwalijk nemen dat ze alles proberen om hun nering veilig te stellen, maar een onpartijdig, op feiten gestoeld verhaal gaat dat niet opleveren.
Op wie richt deze campagne zijn pijlen, en met welk doel? Vegetariërs gaan ze niet ompraten, die zullen het eerder met hoon ontvangen. Verstokte carnivoren blijven rustig doorkluiven. Die vinden niet dat ze ergens van overtuigd hoeven te worden. Maar een groeiende groep Nederlanders begint te beseffen dat vlees veruit de meest milieubelastende voedingsbron is en dat de wereld ermee geholpen is als we er met zijn allen minder van eten.
Het COV is heus niet bang dat er geknaagd wordt aan het recht om vlees te eten. Sluit als vegetariër aan in de rij op de gemiddelde Hollandse barbecue en je komt er meestal bekaaid vanaf. Vlees eten is de norm, en ook nog eens meer dan gezond voor ons lichaam is. Je krijgt ook echt niet bij het verlaten van je favoriete shoarmazaak door activistische dierenbevrijders levensgrote foto’s van onsmakelijke slachthuistaferelen voor je neus geduwd.
De rijksoverheid gaat ons ook niet aansporen minder vlees te eten. Decennia aan efficiënt lobbywerk sinds Joris Driepinter en “Kip, het meest veelzijdige stukje vlees. KIP!” heeft dat taboe stevig weten te verankeren. Aan de vraagkant slaan de plantaardige hamburgers van Beyond Meat à drie euro per stuk ook al geen deuk in een pakje sojamargarine. Want die kosten nog steeds een veelvoud van wat je aan de onderkant van de markt betaalt voor de koeienvariant. Rutger Bregman en de Correspondent lezers die hij tot zijn vegan lifestyle heeft weten te bewegen zijn óók al geen existentieel probleem voor Big Meat. Maar een gedwongen inkrimping van onze Nederlandse veestapel aan de aanbodzijde: dat wél. En als het doorsneegezin massaal één dag in de week geen vlees eet betekent dat ook enorm omzetverlies.
Behoud van de status quo: daar richt het offensief zijn pijlen op. Die moet beschermd worden. Want we doen het zo goed hier, zoveel duurzamer en diervriendelijker dan in het buitenland. Het gekke is dat dat per individueel bedrijf vaak nog klopt ook. De Brabantse agro-industrieel met hypermoderne megastallen vol zonnepanelen die zijn tienduizend biggen reststromen van de voedingsindustrie voert doet het ook beter dan in veel andere landen. Maar het woord ‘duurzaam’ in relatie tot vleesproductie is net zo vals als ‘zuinig’ in relatie tot vliegtuigen. Ja, nieuwe straalmotoren slurpen minder brandstof dan die van dertig jaar geleden. Maar per passagier per kilometer is het vliegtuig nog altijd de grootste energieverslinder van al het openbaar vervoer. Minder onduurzaam, dat is het eerlijke verhaal. En verder is er niets zo ongehoord als het woord ‘diervriendelijk’ in de mond durven te nemen in de context van de bio-industrie. Dat hier onze productiedieren op weg naar het slachthuis iets minder geschopt en geslagen worden dan elders (ik denk aan China) is een perverse vergelijking.
Laurens Hoedemaker van de Centrale Organisatie voor de Vleessector is zo te horen getraind om de drogredenen van zijn werkgever zo smakelijk mogelijk op te dienen. Het vlees van de in Nederland gehouden dieren wordt in een straal van maximaal 800 kilometer om ons heen gegeten. Dat heet in de VS een ‘streekproduct’. Inderdaad ja, een Texaanse biefstuk genuttigd in Texas mag je een streekproduct noemen. Alleen is Texas groter dan heel Frankrijk.
Je kunt in deze discussie het buitenland er niet met de haren bijslepen. De stikstofmaatregelen gaan immers om de gezondheid van de Nederlandse natuur. Die is er allerbelabberdst aan toe, en dat is niet de schuld van de individuele veehouders, maar wel van decennia landbouwbeleid dat aanstuurde op productie boven duurzaamheid en bescherming van milieu en biodiversiteit.
Ik probeer uit lijfsbehoud maar optimistisch te blijven, gezien mijn wat zwartgallige inslag. Maar ik denk we dat de wal het schip zal keren, net zoals de verstokte roker pas stopt na zijn eerste hartaanval. Wie denkt dat het wel met een sisser aflopen zal is gevaarlijk optimistisch, op het naïeve af. Wie profiteert van het huidige systeem en beweert dat we onnodig bang worden gemaakt, houdt zichzelf en zijn toehoorders voor de gek, op het kwaadaardige af. Innovatieve koeientoiletten die Clara 136 onder de poeperd kietelen om zo de grote van de kleine boodschap te scheiden: heel vernuftig, maar het zoveelste dure lapmiddel.
Onze relatie tot de consumptie en de productie van vlees is gezien de beroerde gezondheid van de planeet en de groei van de mondiale middenklasse als een zwaarlijvige patiënt met alle medische seinen op rood. De hele trukendoos wordt ingezet, medicijnen, stents, maagverkleining, liposuctie. Zolang maar aan één ding niet getornd hoeft te worden: zijn dagelijkse portie vlees (Nederlandse mannen van 36-64 eten het meest: 126 gram per dag).
Vleeseters voeren aan dat we nu eenmaal omnivoren zijn. Klopt. Ik beweer ook niet dat het eten van vlees tegennatuurlijk is. Ik ben een pragmatisch vegetariër. Ik ben niet principieel tegen het doden van dieren voor het nut van ons mensen. De meeste dieren zijn prooi voor een ander. Wij hebben de mazzel dat we aan de top van de voedselketen staan. Met dank aan ons vernuft worden we nog maar zelden opgegeten door beren of een roedel wolven.
Maar een beroep op die prehistorische staat is ook een drogreden tot en met. Zo verdedigen conservatieve Amerikanen ook het recht op wapenbezit, ooit aangenomen in het tweede amendement op de grondwet om je tegen de mogelijke kolonisators te verdedigen met een musket. Draagbaar automatisch geschut waarmee je in twee minuten een bloedbad aanricht en wat nu kritiekloos aan elke halvegare verkocht wordt had je toen nog niet.
Dat wij als jager-verzamelaars op bizons joegen staat mijlenver af van het barbecuepakket dat je nu in je boodschappenkar legt. Die jacht was trouwens levensgevaarlijk, en de vangst waardevol. We deden zo lang mogelijk met zo’n beest en alles werd nuttig gebruikt. We zijn verwend dat je je ook met een minimumloon al het vlees kunt veroorloven dat je op kunt; geen biologische ossenhaas, maar toch. Dat kan gewoon niet langer.
De vermakelijke sciencefiction dystopie Snowpiercer geeft een metafoor van een post-apocalyptische maatschappij waar de mensheid letterlijk in een voortrazende trein zit, waar de eersteklasreizigers van alle gemakken voorzien zijn en het gepeupel in veewagens achteraan bungelt. Maar je kunt onze eigen NS ook als metafoor gebruiken voor het wel heel geringe offer dat de huidige tijd van ons vraagt. Als er ruimte is in de treincoupé kun je je tas naast je neerzetten en mag je van mijn part zelfs een beetje wijdbeens gaan zitten. Als de trein volloopt met nieuwe reizigers ze je je tas netjes op de grond en ga je zuiniger zitten. Zo hebben je ouders het je geleerd als het goed is. Je gaat niet als een kleuter mokken dat je net zo lekker zat.